Jan Poot Sr., de vader van onze wijk:
‘Mogelijkheden zien en verwezenlijken’
Jan Poot is een man die zich niet zomaar in enkele zinnen laat omschrijven. De een ziet een gedreven ondernemer in hem, de ander voelt zich vooral aangesproken door zijn eigenzinnigheid en zijn strijdlust voor een betere ruimtelijke inrichting van Schiphol. De oprichter van de grootste private gebiedsontwikkelingsmaatschappij rond Schiphol is een luis in de pels van het establishment, waarvoor hij door sommigen wordt verguisd en door anderen juist wordt bewonderd. Maar eigenlijk is Jan Poot toch vooral een man met een missie: van Schiphol de meest succesvolle luchthaven ter wereld maken.
Als een van de eerste Nederlanders zag Jan Poot Sr. de enorme potentie van onze nationale luchthaven en van het omliggende gebied. Toen hij zijn eerste plannen ontvouwde om er een kantorenpark te ontwikkelen, viel hem vooral verbazing en ongeloof ten deel. Poot, lachend: ‘Ze vroegen me hoe ik toch op het idee kwam dat bedrijven zich op een weiland bij Schiphol zouden willen vestigen.’ In zijn onlangs verschenen boek Final Call presenteert Poot wederom zijn integrale visie op de toekomst van Schiphol. Juist nu, in deze tijd vol economische uitdagingen en met een nieuwe Schiphol directeur aan het roer, ziet Poot kansen om het gebied verder te ontwikkelen tot een toonaangevend centrum van internationale allure, en wel in de vorm van een luchthavenstad (Airport City) met kantoren, woningen, hotels, een winkelcentrum, veel groen en water en een duurzaam elektrisch transportsysteem.
Parkstad Leusden
In zijn boek draagt hij diverse projectvoorbeelden uit zijn eigen portfolio aan die aantonen hoe intensief ruimtegebruik hand in hand kan gaan met een hoge ruimtekwaliteit. De wijk Parkstad Leusden bekleed een prominente plaats in het boek en heeft ook een bijzondere plaats in het hart van de vierentachtigjarige ondernemer. Het was zijn eerste grote woonproject. In de jaren 60, nog voordat Poot het plan opvatte om een kindvriendelijke, groene woonwijk te ontwikkelen, had Poot als planoloog al vele plannen voor woonwijken onder ogen gekregen. Nu wilde hij het zelf beter doen. Poot: ‘Ik kom uit Vlaardigen, waar het credo is: geen woorden, maar daden. Ik was ambtenaar en kon nauwelijks rondkomen, want ik had toen al vijf kinderen. Toch ben ik gestart met 190 woningen. Omdat ik geen reserves had wist ik dat ik bouwde om mijn woningen te verkopen. Maar ik wilde niet voor institutionele beleggers bouwen. De huizen moesten betaalbaar blijven, dat was mijn uitgangspunt en de basis voor het succes van dit project. Daarom ben ik ook vanaf het begin van maandlasten uitgegaan. De gemeente vroeg aanvankelijk 15 duizend gulden per bouwkavel. Ik zei tegen de burgemeester: u vraagt te weinig, u zou eigenlijk vijfentwintigduizend moeten vragen maar ik bied u tienduizend. Hij keek me verbaasd aan en zei: dat begrijp ik niets van. Ik legde uit dat hij de kosten voor het onderhoud niet had meeberekend. Als u dat wel zou doen, zei ik, dan zou u op 25 duizend uitkomen, maar dat kunnen de mensen niet betalen, ze kunnen zelfs de vijftienduizend niet betalen. Maar als u akkoord gaat met tienduizend, dan laten we de mensen vijfendertig gulden per maand betalen voor het onderhoud van het park en van de wegen. Dat kan dan later worden verhoogd tot vijfenveertig of vijfenvijftig gulden per maand.
Het plan van Poot werkte. De gemeente Leusden gaf Poot de vrije hand om het stedenbouwkundige plan van het woonpark op te stellen en samen met o.a. stedenbouwkundige Daan Zuiderhoek en architect Henk Klunder ging Poot aan de slag. Poot Sr.: ‘Ik wilde een woonpark ontwikkelen waarvan de oppervlakte voor ten minste tweederde uit groen en water zou bestaan. De eengezinshuizen zouden veel privacy moeten bieden en verder wilde ik pleinen realiseren waarop kinderen veilig konden spelen. Ten behoeve van de veiligheid werd gekozen voor doodlopende pleinen met gebogen vormen en groen in het midden, zodat geen doorgaand verkeer zou ontstaan. Verder wilde ik gemeenschappelijke voorzieningen opnemen, zoals een zwembad en een tennisveld.’
Eerder bouwde Poot in Gouda en Delft een serie flatwoningen, ook met een zwembad. Poot heeft iets met zwemmen. In de zestiger en zeventiger jaren was Jan Poot een fanatieke waterpolospeler die speelde in het nationale Nederlandse zevental. Hij zag de sociale functie die een zwembad voor een woonwijk kon vervullen en dus nam hij zwembaden op in zijn plannen. Maar in Gouda was men bang dat dames en heren in badkleding in de lift zouden stappen en dat andere flatbewoners daar aanstoot aan zouden kunnen nemen. Ook was de gemeente bang dat een wijkzwembad ten koste zou gaan van het bezoek aan de gemeentebaden. Jan Poot Sr.: ‘Ik zei, dat is niet waar, het stimuleert juist het interesse voor zwemmen, en voor elkaar. En het liftprobleem hebben we opgelost door vlakbij het zwembad omkleedcabines te bouwen waar men zich kon omkleden.’
Wat de wijk uniek maakt is het feit dat de bewoners zowel eigenaar als beheerder van het park, plein, zwembad, tennisbaan en het avontureneiland zijn. Poot: ‘Ik denk dan ook dat mensen prima in staat zijn om hun eigen wijk te beheren, en dat is ook wel gebleken. De wijk is nog steeds een succes. De kinderen van de eerste generatie bewoners kiezen, nu zij zelf kinderen krijgen, bewust voor deze wijk. In 2005 werd de wijk door de Stichting Jantje Beton uitgeroepen tot meest kindvriendelijke woonwijk in Nederland.’
Jan Poot Sr. mag dan de respectabele leeftijd van 84 jaar hebben bereikt, zijn scherpe blik en zijn wil om te verbeteren zullen hem nooit verlaten. Zijn zoon Peter Poot, nu algemeen directeur van de Chipshol Holding deelt de passie van zijn vader voor het ondernemen. ‘Als ik mogelijkheden zie, dan wil ik die graag verwezenlijken’.
Tekst & Fotografie: Rob Groot